100 Pioniersplekken

In de voorbije week kwam de handreiking uit voor de pioniersplekken in de PKN. Ik heb er naar uitgekeken en ik ben er blij mee. Weer een stap gezet en weer kansen voor de kerk. Het is goed dat er methodisch gewerkt wordt. Ik merk dat ik dat zelf lastig vind en mijn kerkenraad ook. Een avond ergens naar kijken is niet moeilijk, maar om een route te bedenken en te gaan? Dat is veel lastiger. De handreiking gaat uit van fases en helpt kerkenraden om stappen te nemen. Dat lijkt me allemaal winst. Ook de omvangrijke epiloog van Koffeman kan helpen: uitgebreid gaat hij in op de grenzen en de mogelijkheden van een pioniersplek en ik denk dat zijn bijdrage ook goed in gaat op de bezwaren die vanuit kerkenraden en voorgangers kunnen komen: hoe zit het met doop en avondmaal, met de verhouding tussen moeder- en dochtergemeente?

Bij het doornemen van het materiaal trof me de ongelijktijdigheid met de Fresh Expressions. Sommige bijdragen zijn daar zeer schatplichtig aan en gelukkig maar!, maar toch. Waar Messy Church en pionierstrainingen in Engeland al even een gegeven zijn, zijn we hier toch 5 tot 10 jaar “achter”. De eerste grappen over Messy Church verschenen al op twitter en dat is jammer, want de werkvorm als zodanig is menens en geworteld in een diepe overtuiging. Messy Church en Fresh Expressions zijn geen projecten, maar wegen van geloof. En daarom: wie de route van een pioniersplek volgt, gaat een weg van circa 4 jaar. Maar daarmee lijkt het me niet gedaan. Wat me telkens treft bij Fresh Expressions is het geduldig luisteren naar de stem van God en zich de vraag stellen: hoe kunnen wij hier dienen? Wie voorbeelden daarvan wil lezen, kan terecht bij treffende verhalen. Het zou me wat waar zijn als die vraag centraal kwam te staan ook in de ondersteuning. Pioniersplekken zijn geen project, maar een weg van geloof!  En ik ben ervan overtuigd dat ze het DNA van de moedergemeente gaan veranderen.

Wat levert dit op voor Fryslân? In de classis Buitenpost gaan we het gesprek aan. Gerlof Wiersma (hij is op twitter) trekt een gespreksplatform Noord-Oost-Fryslân. En lokaal? De eerste contacten met Missionair Werk aangaande Eastermar waren duidelijk: een nieuwe plek stichten is voor deze dorpsgemeenschap over de top. Maar gemeentevernieuwing telt ook hoor als pioniersplek voor Missionair Werk! Daar zetten we dan ook op in. Ik blijf erover  schrijven.

Oebele Lourens Veerman: een jeugdouderling uit Eastermar, ruim 80 jaar geleden

Een paar weken geleden kreeg ik van iemand uit Burgum een boekje kado over Oebele Lourens Veerman. Een Eastermarder. Dat zou me wel interesseren, zei de goede gever. En dat is ook zo. Het is een dun boekje, een herdenkingsboekje uitgegeven in 1932, kort na het overlijden van Veerman. Ik besteed er hier aandacht aan omdat ik weer ontdekte hoe belangrijk de verhalen van vroeger zijn. En omdat we in Eastermar in de komende tijd veel tijd zullen besteden aan een andere beroemde Eastermarder: Dam Jaarsma. Hij noteerde ongelooflijk veel volksverhalen en was in ons midden vrijzinnig voorganger. Volgend jaar is er een jubileum en het dorp zal groots uitpakken.

Veerman was uit ander hout gesneden. Degelijk gereformeerd en alleen al daarom is het boekje zinvol om eens door te nemen. Wat is er in die 80 jaar een hoop veranderd in taalgebruik en beleving. Veerman, een onderwijzer en jeugdouderling, heeft niet zomaar houvast aan zijn geloof. Hij weet zich gered van zonde en van het kwaad en vertelt daar vrijmoedig over. Wie de moeite neemt om het slot van het boekje te lezen, kan kennis nemen van een toespraak die de jonge mannen vermaant om weg te blijven uit de kroeg en een godvruchtig leven te leiden. Ook de beschrijving van hoe meester Veerman een kind onder 4 ogen tot de orde roept, komt uit andere tijden: de vreeze des Heeren en de liefde tot het kind deden de weg vinden tot het kinderhart , om het van zonde te overtuigen en tot belijdenis van zonde te brengen.  Trouwens, wie een beeld wil krijgen van het gereformeerde leven van 80 – 90 jaar geleden kan ruimschoots terecht: wat een organisaties waren er (en wat een kaalslag heeft er plaats gevonden!). Wat een zelfverzekerdheid ook. Er is veel vertrouwen in wat men ontvangen heeft, in de organisatie van de kerk en de methodiek van het jeugdwerk. (En daarmee hebben we het niet gered).

Veerman wordt in 1877  met een handicap geboren: hij mist een hand. Hij volgt de onderwijzersopleiding en is als beginnend onderwijzer korte tijd “om útens” in Tienhoven bij Utrecht. Uiteraard trekt het heitelân en al gauw is hij terug in Friesland. In Leeuwarden werkt hij in het lager onderwijs en klimt hij op en de kerk van Leeuwarden stelt hem aan als jeugdouderling. Door het boekje heen krijg ik het idee dat het jeugdouderlingschap een Leeuwarder uitvinding is en dat zou ik best eens uitgezocht willen hebben. Hebben we inmiddels al 90 jaar jeugdouderlingen? Dat zou me verbazen! In ieder geval werd het destijds in Leeuwarden als een verlegenheidsoplossing gepresenteerd. Men streefde naar een jeugdwerk dat door de hele gemeente gedragen werd.

Tussen de regels door krijgen we een aardig beeld van het leven toen: van dorp naar dorp werd veelal lopend gereisd: voor een wandeling van 2 uur draaide men de hand niet om. Een hechte verbondenheid met de natuur was er: Veerman kende en herkende talloze diersoorten en was een kampioen in het vissen. Het oogt vandaag de dag haast romantisch, maar ik zie het nog steeds om me heen. Ook van dorpsgenoot Teije Tol krijgen we een beeld en omdat er naar hem een straat vernoemd is, lijkt het me haast verplichte kost dat we zulke dingen wel aan onze kinderen blijven vertellen.

Ik blijf wat hangen bij de vraag naar de betekenis van zo’n boekje: we herdenken nu wel ingetogener. In die zin is het vooral een aardig boekje dat een mooi tijdsbeeld geeft, alleen al het verteltempo ligt een stuk lager. Het boekje roept ook wat heimwee op: de grote kaalslag moest nog komen. En juist daar beginnen de vragen: waarom hebben de kerken het niet gered (denk alleen eens aan de dramatische situatie in Leeuwarden anno 2013). Veerman was er. Op school en bij de verenigingen: hij zat er drie avonden per week bij en hij werd er gewaardeerd. Trouw en toegewijd. Hij kende z’n jongeren en wist ze te bereiken. Als je het zo leest, dan zou je denken dat dat recept genoeg zou moeten zijn. Wordt het toch nog een indringend boekje: hoe staan wij in het jeugdwerk? Hoe zijn wij er?

Die goede gever uit Burgum had wel gelijk: het zal je vast interesseren. Hartelijk dank dan maar.